Dr Albert M. Kroon

arts-biochemicus

oud-hoogleraar  Fysiologische Chemie RUG

Het BREINVERSCHIL van VROUW en MAN

 

Auto’s kunnen verschillend in elkaar zitten en dat geldt voor hersenen van vrouwen en mannen ook om over de onderlinge verschillen en in de beide seksen nog maar te zwijgen. Toevallig weet ik dat je met een Smart net zo hard kan rijden als met een Volkswagen of een Renault 19. Daarom, denk ik, is het op zich niet gek dat de grootte van het brein in beginsel niets zegt over wat je er mee kan doen of laten.

 

Nadat ik inmiddels van Dick Swaab had geleerd dat wij ons brein zijn, was ik op mijn leeftijd geïnteresseerd geraakt in HET SENIOREN BREIN van André Aleman, toen ik in oktober 2020 in de NRC de boekbespreking van Het VROUWENBREIN van Iris Sommer voorgeschoteld kreeg en direct heb aangeschaft. In november verscheen ook in Het Parool een bespreking van het boek onder de titel: “Vrouw doet met kleiner brein niet onder voor man”. Met de aanhef dat hersenen vrouwen beter lijken te passen dan mannen, vroeg ik me gelijk af of ik ook te krappe schoenen aan had. Niet dus!

 

Als schrijfster komt Iris Sommer op mij niet over als medisch detective die ontdekt heeft dat ik minder efficiënt met mijn hersens omga of ben omgegaan dan zij. Ik weet natuurlijk niet of zij die omschrijving van de journaliste ondersteunt. Het brengt mij op de gedachte om op twee aspecten wat dieper in te gaan: de kwantificering en de mitochondriën. Maar eerst een woord vooraf.

 

Zolang eicellen elkaar (nog?) niet kunnen bevruchten, is de mensheid aangewezen op de combinatie van de chromosomen van een eicel van de vrouw én een zaadcel van de man, die afhankelijk van waar zijn X-chromosoom of zijn Y-chromosoom blijft, tot de geboorte leidt van een meisje (XX) of een jongen (XY). De zaadcel mist de mitochondriën, de kleine organellen, die voor de energievoorziening met behulp van zuurstof verantwoordelijk zijn. De vader draagt dus geen intacte mitochondriën bij. Maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat mannen in de evolutie niets hebben bijgedragen aan het ontstaan van de mitochondriën in alle cellen en weefsels van het menselijk lichaam. Het enige wat mannen zowel als vrouwen alleen van hun moeder krijgen is het mitochondriale DNA. Maar of je nu een jongen of een meisje bent, je moeder blijft niet je hele leven voor de aanmaak van jouw mitochondriën zorgen. Van verreweg de meeste mitochondriale componenten komt de helft van de noodzakelijke genen van je vader, ook als je een meisje bent.

 

Dat mijn één jaar jongere zus, die volgens mij intelligenter is dan ik, geen professor kon worden, hangt samen met het feit dat er in de 40- en 50-tiger jaren van de vorige eeuw geen faciliteiten waren voor een verdere studie aan een universiteit als je de opleiding tot onderwijzeres aan de kweekschool, zoals zij, met glans had voltooid. Haar bijdrage aan het gezinsinkomen gaf mijn ouders overigens wel een diepe zucht van verlichting. Omdat ik in 1946 niet wist wat ik wilde worden, stuurde mijn vader me naar een gymnasium. Op het nippertje geslaagd, kon ik daarmee wel naar de universiteit al zij het als werkstudent met af en toe een gering renteloos voorschot.

 

Dan het boek. Ik heb het met veel plezier gelezen, maar vindt de kwantificering als lezer niet bevredigend. Het stoorde mij dat adenosine een afvalstof van de energievoorziening wordt genoemd. Een fiets is toch ook geen afval van een fietstocht. Van het gemiddelde aantal zenuwcellen en van het 11% verschil in de hersenvolumes van mannelijke en vrouwelijke militairen had ik wel graag de spreiding willen weten. Ongetwijfeld overlap! Als ik dat laatste verschil uitreken kom ik trouwens op een aanzienlijk lager percentage uit, los van de keus van het volume van de vrouw of de man als 100 %.

 

Tot slot nogmaals de mitochondriën. Uit alles blijkt dat weliswaar de hersencelstructuur en -werking bij de vrouw anders is dan bij de man, maar het energie genererend vermogen voor de hersenfuncties is vergelijkbaar. Het vermogen is over de cellen anders verdeeld; daarmee heeft het dus inderdaad te maken. Maar het is hoogst onwaarschijnlijk dat de mitochondriën zelf voor de breinvergroting verantwoordelijk zijn. Het is jammer dat het ontstaan van de eukaryote cel niet uit de verf komt. Mitochondriën waren nooit bacteriën. Door de samenvoeging van een voorouderlijk eukaryoot organisme en een aerobe bacterie zijn de mitochondriën in kern-houdende cellen tot stand gekomen. In de loop van de evolutie groeiden ze uit tot meercellige organismen, die op basis van zuurstof-gedreven energievoorziening tot leven zijn gekomen en o.a. tot het ontstaan van homo sapiens hebben geleid. Maar van het af en toe doordringen van mitochondriën in een cel is geen sprake. Althans, daarvan zijn mij geen voorbeelden of verwijzingen bekend. Het ligt ook niet erg voor de hand dat het aantal mtDNA moleculen in de metafase II oöcyten daaromtrent zinnige informatie kan verschaffen; dat varieert van 143.000 tot 679.000.

 

AMK, 5 december 2020